Menu

Nieuws

Terug

Ook Gerechtshof wijst alle vorderingen van eiser tegen ‘De gekooide recherche’ af

28-06-2017

Het Gerechtshof in Den Haag heeft gisteren (dinsdag 27 juni 2017) alle eisen afgewezen van een van de besproken personen in het onthullende boek De gekooide recherche. Jonathan Tobing maakte bezwaar tegen vermelding in het boek en verwijzingen naar de eerdere strafzaak tegen hem. Hij had zowel de auteur Michiel Princen als de Staat der Nederlanden en de Nationale Politie gedagvaard.

Als meest vergaande eis wilde Tobing dat het boek uit de winkel zou worden gehaald. Daarnaast wilde hij een aanzienlijke schadevergoeding. Hij claimde onder meer dat Princen als oud-rechercheur diens ambtsgeheim zou hebben geschonden met de publicatie van De gekooide recherche. Het Gerechtshof heeft in een uitvoerig gemotiveerd arrest die aantijging en alle overige eisen en vorderingen van Tobing verworpen. In maart 2016 haalde Tobing al bakzeil bij de rechtbank in Den Haag, nu heeft hij ook het hoger beroep verloren.

Tobing, tot in hoogste instantie veroordeeld tot een jarenlange onvoorwaardelijke celstraf wegens onder meer oplichting van enkele bekende Nederlanders, claimde schade te hebben geleden als gevolg van (vermelding in) het boek. Princen werd in zijn verdediging bijgestaan door mr. Arnout Groen van Hofhuis Alkema Groen Advocaten te Amsterdam, uitgeverij Prometheus en het Persvrijheidsfonds. Het fonds, opgericht door de Nederlandse Vereniging van Journalisten en het Genootschap van Hoofdredacteuren, heeft tot doel juridische procedures met een principieel karakter, die het de journalistieke beroepsgroep mogelijk maken om in zoveel mogelijk vrijheid haar werk te kunnen doen, te beginnen en te ondersteunen.

Het boek De gekooide recherche is in 2015 verschenen en heeft in de politiek en binnen de politie veel stof doen opwaaien. Inmiddels is de achtste druk verschenen. Princen heeft De gekooide recherche geschreven op basis van zijn eigen ervaringen als voormalig financieel rechercheur. In het boek heeft hij de vinger gelegd op talrijke knelpunten binnen de opsporingsketen in Nederland. Hij uitte in het boek zijn zorgen over de kwaliteit van de recherche en beschrijft hoe de familiecultuur binnen de politie de slagvaardigheid op allerlei manieren dwarszit. Het ministerie van Veiligheid en Justitie en de Nationale Politie hebben na verschijning van het boek erkend dat de huidige opsporing over de gehele linie niet toekomstbestendig is. Een tekort aan vakkennis, professionaliteit, diversiteit, sturing en lerend vermogen (feedback en aanspreekcultuur) werd binnen de recherche geconstateerd.

Waar de rechtbank in haar vonnis vorig jaar uitgebreid aandacht besteedde aan het zwaarwegende belang van de vrijheid van meningsuiting in relatie tot het recht van privacy, daar gaat het Gerechtshof in zijn arrest uitvoerig in op de veronderstelde schending van het ambtsgeheim. Volgens het Hof kon Princen ‘tot in detail herleidbaar’ aangeven uit welke openbare bronnen de in het boek beschreven informatie afkomstig was. ‘Het moet worden aangenomen dat alle passages over Tobing de feiten juist weergeven’. Ook de toonzetting is niet onrechtmatig; in het geval van Tobing acht het Hof de term ‘rasoplichter’ niet onnodig grievend of anderszins onrechtmatig. Het beroep van de eiser op de Wet bescherming persoonsgegevens werd afgewezen door het Hof omdat deze wet ‘niet van toepassing [is] op gegevensverwerkingen voor uitsluitend journalistieke doeleinden’. Volgens het Hof omvat het begrip journalistieke doeleinden ‘dus zeker activiteiten zoals publicatie van het boek door Princen’.

‘Het boek draagt onmiskenbaar bij aan een debat van algemeen belang. Het boek stimuleert het maatschappelijk debat over de kwaliteit van het recherchewerk en kan bijdragen aan de verbetering van dat werk.’ Volgens het Hof vergroot de koppeling van de in het boek beschreven en bekende strafzaken aan de boodschap (de opsporingsproblemen) ‘de controleerbaarheid en geloofwaardigheid en daarmee de zeggingskracht van de boodschap.’ Ook de eisen van Tobing tegen de Staat en de politie [kortweg: dat de politie zeggenschap over het schrijven van het boek gehad zou hebben] werden afgewezen.

Het boek werd inmiddels bekroond met de tweejaarlijkse SMV Publicatieprijs 2015, toegekend door de Stichting Maatschappij en Veiligheid onder voorzitterschap van mr. Pieter van Vollenhoven, en de driejaarlijkse Persprijs Jacques van Veen 2016. Beide prijzen hebben betrekking op publicaties op het terrein van recht en rechtspraak.


Terug